voor wie JA zegt         

tegen inspirerend en uitdagend onderwijs 

 

Kenmerken didactiek Op zoek naar letters

* Spelling leren begint bij de klanken en dus niet bij de letters, zoals bij leren
   lezen.

* Vanaf groep 1 al een duidelijk verschil maken tussen klanken           
  (horen) en letters (zien en/of voelen).
 

deze lijst met doelen hoort bij de handleiding Op zoek naar klanken en letters
registratielijst doelen klanken en letters.docx (23.8KB)
deze lijst met doelen hoort bij de handleiding Op zoek naar klanken en letters
registratielijst doelen klanken en letters.docx (23.8KB)

* De spellingcategorieën zijn gebaseerd op de klanken en de
  verschillende manieren waarop deze 'verletterd' worden.

* Introductie van een categorie begint met een denkvraag aan de
  leerlingen, zodat zij vanaf het begin zelf actief meedenken. Het
  'probleem' moeten ze immers kunnen herkennen, om de oplossing,
  in de vorm van een juiste letterkeuze, te kunnen onderbouwen. 

* Oefenen gebeurt grotendeels mondeling, doordat klanken (gedachte 
  woorden) altijd het begin vormen, maar ook omdat herkennen van de
  categorie en het beredeneren van de keuze van de letters de kern van
  het oefenen vormen. 

* Oefenen gebeurt daarom hoofdzakelijk in tweetallen, met rolwisseling.

* Opbouw van de letterkeuze langs drie fasen, die de oefendoelen
   vormen, en die elk voorwaarde zijn voor de volgende fase.

  1. Het woord horen en nazeggen: herkennen en gebruiken van de
     correcte uitspraak, maar niet doorslaan naar een hypercorrecte       
     uitspraak.

  2. In het woord klanken resp. klankgroepen onderscheiden;
      daarbij ook herkennen welke klankgroep de klemtoon heeft.

  3. De (niet-klankzuivere) categorie(ën) in het woord herkennen en
      op grond daarvan de juiste letters kiezen.

Deze drie fasen vormen de kern van het mondeling oefenen.
Aan het eind van fase drie weten ze welke letters nodig zijn en vooral waarom. Het opschrijven voegt dan even niets toe.

  4. (Gedicteerde) woorden duidelijk opschrijven / correct typen.
      Hierbij gaat het meer om nauwkeurigheid (duidelijke en goed te        
      onderscheiden letters, goede volgorde). Blokletters hebben     
      daarom de voorkeur. Het gaat hierbij vooral om oefendicteetjes
      die kinderen voor elkaar maken. Wie schrijft moet dan kiezen             
      tussen twee kolommen: dit weet ik zeker en hierover twijfel ik. 

      Na het opschrijven van de gedicteerde woorden bespreken ze       
      waardoor die kolom is gekozen. Dat geeft weer inzicht in wat ze         
      niet meer en wat juist wel moeten oefenen. 

  5. Herkennen èn beredeneren van goed en fout geschreven                   
      woorden in zinsverband. Het accent ligt niet op 'wat is fout?',                 
      maar, met name tijdens de oefenfase, vooral op de vraag:                   
      waardoor heb ik deze letters gekozen?

  6. Spontaan toepassen van juiste spelling (voor zover al geoefend
      met de fasen 1-3) in eigen teksten en die teksten kunnen 
      corrigeren.

Een uitgebreidere beschrijving van deze fasen, met rollen voor leraar en leerling, vind je hier.

* Leerlingen houden een logboek bij, waarin zij eigen aandachts-
  punten, persoonlijke geheugensteuntjes en lastige en/of zelf
  verzamelde
woorden noteren, om daarmee te kunnen oefenen.